Tuesday, September 18, 2007

Free funk: Contort yourself!

James Chance & the contortions, James White & The Blacks, James Chance and the Sardonic Symphonics, oftewel de opeenvolging van James Siegfried en zijn eclectische gekken. De man lijkt wel een platenparade vol met het betere werk van Ornette Coleman, James Brown en een lange lijn cocaïne. Ondanks samenzweringen met ondermeer Kid Creole en Deborah Harrey blijft Chance een duivels gegeven in de muziekgeschiedenis. Tussen de sowieso al flamboyante No-wave scene uit het New York van de late jaren 70 staat James Chance als een koppig buitenbeentje die het steriele van het genre verving door iets funky. Zeg maar free-funk. Verbale en fysieke agressie, enerverende funk-free-jazz. “Haat is een goeie motivator”, James Chance op zijn best.



Cecil Taylor –David Murray – Een 16 jarige cocktailserveerster

James Siegfried groeit op in het koude Milwaukee waar hij op jonge leeftijd door zijn ouders aangespoord wordt om piano te leren. Op iets latere leeftijd ontdekt hij jazz en begint ook zijn persoonlijke interesse in muziek sterk te groeien. Hij studeert aan een plaatselijk conservatorium en valt onmiddellijk op door zijn agressieve manier van spelen die sterk beïnvloed was door Cecil Taylor en Thelonious Monk. Hij werd aanzien als één van de moeilijkste muzikanten in zijn richting om mee samen te spelen. Na één jaar conservatorium liet hij de piano voor wat ze was en raakte onder invloed van saxofonisten als Albert Ayler, Art Pepper en Maceo Parker. Hij werd Milwaukee al snel beu en vertrok naar New York om er te studeren en zich te focussen op de Jazz loft scene, maar ook daar kreeg de blanke hyperkineet niet veel appreciatie. Hij houdt zich een tijdje gedeisd en jamt een tijdje met een jongeling genaamd David Murray, die later wel een grote naam in de jazzwereld zou worden.
Na een tijdje voelde Chance, toen nog Siegfried, niet echt veel meer voor het jazzwereldje en begon rond te hangen in clubs als CBGB’s waar hij de punkbands ontdekte als “The Ramones” en “Suicide”. Hij leer al snel de piepjonge Lydia Koch kennen. De 2 zouden vanaf dan bekend staan als James Chance en Lydia Lunch en gingen al snel samenwonen. Chance was toen heel enthousiast over het werk van de jonge Lunch. “De meeste mensen zouden haar waarschijnlijk gevraagd hebben om ermee te stoppen” zou hij later zeggen. De concrete plannen voor een band volgen al snel en de 16-jarige Lunch begint met James Chance, Bradly Field, Jody Harris en een Japanse bassist genaamd Wreck de band “Teenage Jesus & the Jerks”. Dankzij een toenmalige avant-garde punklegende China raakte de band aan een repetitielokaal dat ze deelden met ondermeer “The Cramps”. Ze maakten heel minimalistische, ijskoude, noisy punkmuziek die dankzij het psychotische sax van Chance een opzettelijk chaotisch effect kreeg. Zeg maar no wave! De band neemt in deze bezetting 3 nummers op die later als EP zullen verschijnen. Eens de band een meer minimalistische en opzettelijk gezichtloze koers begint te varen, houdt Chance het voor bekeken. “Teveel ego’s in the jerks” denkt hij, en beslist zijn eigen combo op te richten.





James Chance & the Contortions & the blacks & James White


Meer dan wie ook in de no-wave scene was James Chance gefascineerd door de zwarte muziek waar hij zelf even deel van uitmaakte. Een uiterst funky ritmesectie, een smerig orgel, een schreeuwende slide gitaar en de sax- en vocale schreeuwen van Chance zorgden ervoor dat zelfs de No Wave sceptici even verrast waren door het resultaat. Scheermesjes werden als plectrum gebruikt, “the meters” werden gecoverd op cocaïne en de basgitaar had meer weg van metaaldraden die tegen een houden plank schuurden. De mix van funky ritmes en asymmetrische reacties was een sterk punt dat de band al snel tot een legendarische status bracht. Agressie en confrontatie werden al snel een essentieel element die de status extra accenten zou geven. Chance zijn cynische teksten ontaardden zich al snel in verbale agressie naar de toeschouwers toe. Occasioneel sprong de man in het publiek en sloeg een toevallig toeschouwer in het gezicht.


The contortions begonnen meer live te spelen en deden als snel het voorprogramma van eerder genoemde bands als Suicide en The Cramps. 1978 zal een belangrijk jaren worden voor de Contortions wanneer vrijwel de gehele New Yorkse no wave scene voorgesteld wordt in een kunstgalerie in het hippe Soho. Bands als DNA, Teenage Jesus & the jerks, Tone Death en Theoretical Girls werden voorgesteld aan een iets groter publiek. Toevallig vallen de bands in het oog van Brian Eno, die toen langzaam maar zeker een ambient icoon aan het worden was. Hij raakt gefascineerd door het genre en breng in datzelfde jaar nog de intussen legendarische No New York op staat. The contortions zijn het buitenbeentje op deze plaat naast Teenage Jesus & the jerks, Mars en DNA. Het zou tot 1979 duren voor the contortions om een eerste LP uit te brengen: “Buy”, oftewel “Buy the contortions”. In hetzelfde jaar verscheen ook de eerste LP van een nieuw James Chance Project: James White & the blacks. De naam is enerzijds een verwijzing naar James Brown op wie hij qua look meer De plaat kwam er op vraag van het ZE label en zijn vriendin/manager Anya Phillips. Het idee werd voorgesteld om een discoplaat op te nemen, James Chance style. De plaat “off white” werd een excentriek plaatje in de disco en latere dance scene. De song “Contort yourself” werd een dansvloer hitje dat tot vandaag nog steeds geremixed wordt. Dj’s schrikken meestal op wanneer ze de minder conventionele disco van de plaat horen en haken al snel af.


Chance is weg – niet weg


De woelige optredens bezorgen Chance evenveel cultstatus als vijanden. Optredens worden geboycot en Chance verschijnt regelmatig in het openbaar met een blauw oog. De Europese tour beperkt zich tot 1 optreden waarbij een groep communistische Parijzenaren de Contortions bekogelden met flessen. De band trekt terug naar huis en James Chance blijft alleen over met zijn vriendin. Het officiële einde van de band komt er in 1980. Bandleden haken af, Chance raakt meer in een spiraal van agressie en dook regelmatig opnieuw op met een nieuwe line-up van “the contortions“ en the “blacks”. In 1983 brengt hij onder de naam “James White’s Flaming Demoniacs” nog een album uit met een volledig nieuwe band. Volgens Critici weet hij de glories van zijn vorige werken niet te evenaren, maar een song als “Caravan, It don’t mean a thing (beide Duke Ellington composities), melt yourself down (eerdere uitgave van White)” zorgt toch voor een meer dan aangename verrassing. Hij blijft touren onder de naam “James White & the Black” tot midden jaren 80 en verdwijnt ongeveer een 10 jaar uit het publieke oog. In het midden van de jaren 90 komt hij uit zijn zelfgevonden pensioen om een paar contributies te doen met ondermeer Blondie. In 2001 speelt hij een aantal optredens met originele Contortions leden Jody Harris, Pat Place en Don Christensen. Ze spelen een paar optredens op het legendarische ATP festival. Sinds die reünies blijft Chance op regelmatige basis spelen met verschillende bands. De Contortions zelf spelen na hun reünie nog 2 maal in 2001.



Met een woelige periode in de jaren 80 achter zich blijft James Chance één van de grote grondleggers van het free-funk genre. Vele andere founding fathers in het genre (ondermeer Defunkt) komen voort uit projecten van hem.

Phil Minton: Soms doe ik mijn jas zelfs niet uit!

In de meer dan 100 releases die in de discografie van Phil Minton staan, vinden we maar bitter weinig solo werk terug. Het is dan ook een uniek moment dat de man solo optrad op het (kraak)³ festival in maart dit jaar. Daarom is het dus niet meer dan normaal dat er een blog aan dit genie gewijd wordt! Minton houdt van collaboraties en verandert zijn bezettingen dan ook op constante basis. Phil Minton staat voor spontaniteit en gelooft niet echt in composities of organisatie. Een mooie anekdote komt van multi-instrumentalist David Coulter: “Er is een opname waar ik iets doe met Phil Minton. Ik kende Phil zijn partner, Judith Knight, al een aantal jaar maar veronderstelde dat de man het te druk zou hebben om iets samen met me te doen. De dag dat de opname gebeurde was mijn eerste ontmoeting met Phil Minton. We praatten, later kijkt hij naar mijn performance en volgt die gedreven. Op een bepaald moment kwam hij vanuit het publiek naar voor, deed zijn jas uit en we begonnen samen te spelen. Zonder enige vorm van planning. Spontaniteit en een gezamenlijke liefde voor ruimte, tijd en geluid.” Minton zelf blijft er allemaal heel kalm bij: “Soms doe ik mijn jas zelfs niet uit.”


Van sirenes tot Jackson Pollock

Phil Minton zit rustig in mijn Mitsubishi en zegt geen 2 woorden. Je merkt dat hij het na verloop van tijd beu wordt als iedereen plots begint over zijn performances, 'alsof hij over niets anders kan praten'. Ik begin wat te praten over George Bush, de Irak-oorlog en de Sex Pistols. Minton komt los en na een dungerold sigaretje gerookt te hebben komt de man los. “Eén van mijn eerste herinneringen uit de vroege jaren 40 was het intrigerende geluid van een sirene. Je wordt verondersteld bang te zijn van een sirene, maar voor een 3-jarige was het fantastisch. Je wordt gewoon geknuffeld door dat geluid. Wist ik veel dat het een waarschuwing was voor de Duitsers en hun bommen. Ik vond het geluid van die sirenes prachtig.” De echte muzikale interesse kwam er toen Minton op zijn 15-jarige leeftijd voor de eerste keer Louis Armstrong hoort. Aangezien hij toch al aan het overwegen was om sax te spelen, en een trompet er met 3 pistons makkelijker uit zag om te spelen, was zijn beslissing snel gemaakt. Hij zou trompet gaan leren. Hij raakte beïnvloed door de muziek van Miles Davis, Dizzy Gillespy en later ook vooral John Coltrane. Door John Coltrane en hard-bop ontdekte hij de mogelijkheden van de jazz. “Bop en Hard bop waren de enige muziekgenres in de jaren 50 waar radicale jongeren zich mee konden identificeren.” Aldus Minton. Omdat hij in geboortestad Torquay geen leraar kon vinden die hem iets kon leren over deze nieuwe jazz, leerde hij vooral zichzelf. Doordat hij uit een familie van extreem goede stemmen kwam (zoals hij zelf zegt) werd ook hij snel vocalist. Hij speelde voor vrij traditionele jazzbands als Brian Waldron Quintet, the Ted Heath Orchestra en B. Bumble and the Stingers. Dé grote revelatie kwam er toen Minton Action Painting ontdekte en geobsedeerd raakte door het werk van Jackson Pollock. “Pollock had exact diezelfde energie als de bop-beweging. Energie werd een concept voor mij en abstract expressionisme een manier om me te laten zingen wat ik voelde.” Hij begon met een paar vrienden een action music project waarbij hij vooral heel vocaal en fysisch te werk ging. Zonder echt te weten waar ze mee bezig waren deden ze 1 optreden, zonder publiek.



Stemmen, Jazz, Jazz, Stemmen

De jazz werd voor Minton interessant in 1963 wanneer hij ging spelen bij de band van Mike Westbrook, één van de meest interessante bigband leaders uit de Europese jazz/freejazz scène. Op deze manier kon Minton zich focussen op de muziek die hij wou maken. Hoewel hij enige credibiliteit begon te krijgen als trompettist was het zijn ambitie om te doen wat hij altijd al wou doen: spelen met zijn stem. Hij verliet Westbrook in 1964 om eerst voor een relatief korte tijd op de Kanarische eilanden te gaan spelen met de vrijwel onbekende "Jonston Macphilbry band”. Daarna vertrok hij voor een aantal jaar naar Zweden waar het eerste Phil Minton Quartet gevormd werd. De opnames gebeurden in 1969 en zouden pas in 1999 het levenslicht op cd zien. In 1971 begint hij terug te spelen met de Mike Westbrook band. Vanaf dan begint er voor Minton een wervelwind van opnames, collaboraties, performances die hem na verloop van tijd een cultstatus geven.

Hij werkt met theater groepen als Welfare State en IOU en vormt zijn eigen vocale groepering onder de naam “Voice”. Vanaf 1976 werkt hij vooral solo en vormt hij regelmatig duo’s met ondermeer: Fred Frith, Ruger Turner en Peter Brötzmann. Hij toert intensief de wereld rond en blijft gelijkgestemden zoeken om mee samen te werken. De hele ADHD wervelwind wordt in 1988 beloond wanneer Minton verkozen wordt als beste mannelijke zanger in Europa door het internationaal jazz forum.

Roof

De agressievere zijde van de experimentele muziekscene leert hem vooral kennen dankzij het project Roof dat hij deelde met Luc Ex, Tom Cora en Michael Vatcher. Muzikaal wisselden strakke postpunk-achtige klanken zich af met pure jazz improvisatie. De band speelde een aantal legendarische concerten tot het plotse overlijden van Cellist Tom Cora. Veryan West vervoegt de band en ze toerden in 1999 terug onder de naam 4 walls. “Which side are you on” is de laatste plaat van dit project en dateert van 2004. Hoewel de plaat vooral een ode is aan de overleden Paul Haines bevat ze ook een aantal prachtige bewerkingen van Brel (Ces Gens-la), Robert Schumann (I’m Rhein) en hét Amerikaanse vakbondslied “which side are you on?”. De song “'The Skunk Hath Farted” bevat een tekst die vaak op KKK-websites te vinden valt en een hilarische bewerking van schrijver Lou Glanfield als tweede strofe. Na deze plaat en de bijhorende tournee was het even stil rond de band, maar Minton geeft hoop. “We hebben momenteel een band onder de naam “no walls”. Het zijn dezelfde leden die werken zonder structuren of afgemeten brokken muziek. We zullen voor de eerste keer in Bratislava spelen in juli”.

Phil Minton Feral Choir

Daar waar Minton zich in interviews vaak laat verleiden om scherpe oneliners te geven, praat hij heel graag over zijn Feral Choir project. Hij begon dit project in de late jaren 80, met het oog op het geven van workshops die handelen rond de menselijke stem. De meeste mensen die deelnemen aan het project zijn amateurs die nooit zongen in hun leven. Maar na elke workshop worden één of meerdere toonmomenten gegeven. “De meeste zangers met wie ik werk, zijn ervan overtuigd dat ze niet kunnen zingen. Mijn ervaring met dit project heeft me overtuigd dat er zoveel meer met de menselijke stem kan gedaan worden dan men meestal aanneemt. In mijn workshops moedig is de deelnemers aan om te realiseren dat iedereen die kan ademen perfect in staat is om geluiden te creëren die een positieve esthetische bijdrage kunnen geven aan het culturele patrimonium. De meeste deelnemers hebben op dat moment geen enkele culturele affiniteit of referentie.” De workshops beginnen meestal met een soort lachoefening, die de stem op een non-verbale manier laat spontaan, inventief en extreem laat wezen. “De workshops hebben zo ook een heel positieve impact op de deelnemers. Ik probeer lang genoeg te blijven zodat ik een soort erfenis kan nalaten. Op die manier kan het koor verder gaan nadat ik weg ben.” Hoeveel koren Phil Minton intussen al rondlopen heeft is niet meer bij te houden, maar het zullen er intussen een 30-tal zijn.

Songs from a prison diary

Vaak wordt de naam “Phil Minton” in 1 adem gebruikt met de enige compositie die hij ooit maakte. “Songs from a prison diary” (naar de gedichten van Ho Chi Minh) is een compositie van Minton. Er bestaat dus ergens een uitgeschreven versie van het werk, iets dat niet eigen is aan de tot dan toe principiële improvisator. Terwijl Minton zich bezig hield met improviseren, schreef pianist Veryan West de improvisaties uit. De compositie was alleszins sterk genoeg om in 1991 de Cornelius Candew compositieprijs te winnen. Ondanks enkele uitzonderingen zoals deze “Songs of a prison diary” werkt Phil Minton zelden tot nooit met literatuur. Nochtans behoren een aantal van zijn meer succesvolle werken (Mouthful of destiny en het eerder genoemde “which side are you on) tot die aan literatuur gewijde platen. Minton profileert zich dan ook niet als iemand die gedichten voordraagt. Zijn vocale prestaties gaan van hoesten over blaffen tot hikken, van snuiven tot een soort van psychotisch Donald Duck geschreeuw. “Mijn vocabulaire bestaat vooral uit geluiden die staan voor emoties die vaak in contrast zijn met wat ik voel; “ voegt hij hier zelf aan toe “meestal ben ik heel goed gezind als ik zing.”

Een live-performance van Phil Minton is, gezien de aard van de geluiden die hij produceert, dan ook altijd een hele belevenis. De manier hoe hij vaak de meest extreme gezichtsvervormingen ondergaat, in de meest ongemakkelijke poses gaat bewegen om toch maar dat ene geluid uit zichzelf te krijgen is an sich al theatraal genoeg om te zien. Het is dus niet zo verwonderlijk als stemkunstencollega Paul Dutton over hem zegt dat hij de enige action painter was die met geluid werkte.